Bij een val of slag op de hand, kan een van de botten van de hand breken. Afhankelijk van de precieze eigenschappen (open of gesloten, verplaatst of niet, …) van de breuk, zal de behandeling verschillen. Hieronder een kort overzicht. Breuken van het scaphoid worden owv hun aparte eigenschappen afzonderlijk besproken (springvinger).
Anatomie
Het skelet van de hand bestaat uit 27 botten; 8 handwortelbeenderen, 5 middenhandsbeentjes, 2 kootjes voor de duim en 3 voor elke vinger. Elk van deze botten kan bij een ongeval gebroken raken.
Diagnose
Vaak is de zwelling en de dwangstand duidelijk maar om een breuk in de hand vast te stellen is een radiografie van de hand nodig. Deze toont niet alleen welk bot precies gebroken is, maar ook of er verplaatsing van de verschillende stukken is.
Naast de radiografie is ook het klinisch onderzoek van de hand zeer belangrijk. Wanneer 2 stukken van een breuk in de hand gedraaid zijn tegenover elkaar, is dit soms moeilijk te zien op een radiografie. Dergelijke draaifout kan duidelijk worden wanneer de vingers onder of over elkaar draaien bij het maken van een vuist.
Behandeling
De meeste breuken in de hand kunnen zonder operatie behandeld worden. Afhankelijk van de precieze aard wordt een spalk of gipsverband aangelegd. Naast het skelet is de hand een complex geheel van gewrichtsbanden, pezen, spieren, bloedvaten en zenuwen. Al deze omliggende structuren kunnen bij een breuk in de hand beschadigd raken en het gevolg is dat de vingers gemakkelijk stijf worden. Om stijfheid te voorkomen zal de periode van gips of spalk steeds zo kort mogelijk gehouden worden en zal meestal vrij snel gestart kunnen worden met onbelast bewegen.
Wanneer de vingers onder elkaar duiken door een draaifout in de breuk (zie hierboven), wordt soms besloten om de breukstukken beter op hun plaats te zetten en te houden met een operatie. Afhankelijk van de breuk wordt dit met pinnetjes (deze worden achteraf verwijderd) of een klein plaatje met schroeven (dit mag in de meeste gevallen blijven zitten) gedaan. Dergelijke operatie gaat meestal door via een dagopname, waarbij u de dag zelf het ziekenhuis kan verlaten. Na de operatie wordt meestal een gipsverband aangelegd, dat dicht blijft tot op de controle raadpleging. Het precieze verloop van de verdere opvolging zal met u besproken worden voor u het ziekenhuis verlaat. Als u kinesitherapie nodig heeft, zal dit ten gepaste tijde voor u voor geschreven worden.
Complicaties
Bij elk letsel en elke operatie bestaat er een geringe kans op complicaties. De meest voorkomende verwikkelingen worden hieronder kort besproken. Als u hier vragen rond heeft, vragen wij u contact op te nemen met de raadpleging.
Stijfheid
- Om stijfheid in de vingers na een breuk in de hand te voorkomen is het belangrijk dat u de richtlijnen voor de revalidatie strikt opvolgt. U wordt op regelmatige basis terug gezien op de raadpleging en het revalidatie programma wordt zo nodig bijgestuurd om stijfheid in de vinger zo veel mogelijk te voorkomen.
Algoneurodystrofie
- Bij een dystrofie is er roodheid, zwelling, brandende pijn, verkleuring en stijfheid in de hand. De precieze oorzaak hiervan is niet duidelijk. Vaak gaat het om tijdelijke klachten, die een aanpassing in uw revalidatie vragen.
Wondproblemen
- Na een ingreep in de hand kan een nabloeding, wondinfectie of vertraagde wondheling voorkomen. Aangepaste wondzorg en eventueel antibiotica worden voorgeschreven.