Slijtage & Artrose

Degeneratieve meniscusletsels

De meniscus is een belangrijk onderdeel van de knie. Een normale knie heeft 2 menisci, een binnenste en buitenste. Ze bestaan uit een stevig bindweefsel (rubberachtig) en zitten in het gewricht tussen het kraakbeen van het bovenbeen en onderbeen. Ze zorgen voor schokdemping en ontlasten en beschermen het kraakbeen aan zowel de binnenzijde als buitenzijde van de knie.

In het natuurlijke proces van artrose of slijtage wordt niet enkel het kraakbeen aangetast maar gaat de kwaliteit van het meniscusweefsel ook achteruit, waardoor deze minder stevig/sterk wordt en begint uit te rafelen. Hierdoor verliest hij voor een deel zijn ontlastende en beschermende werking voor het kraakbeen.

Degeneratieve meniscusscheur
Degeneratieve meniscusscheur

Wanneer de kwaliteit van de meniscus minder wordt, kan deze aanleiding geven tot een ‘degeneratieve meniscusscheur’. Dit type scheur is verschillend van de ‘traumatische meniscusscheur’ in die zin dat je dit type scheur spontaan kan oplopen, dwz zonder voorafgaande duidelijke verkeerde beweging. Frequent ontstaat de scheur door een simpele, normale beweging zoals tijdens stappen, hurken, rechtkomen, trappen lopen, …
De degeneratieve meniscusscheur kan een voorbode zijn van artrose van de knie en ontstaat meestal in het initiële stadium  van slijtage van de knie.  Het gevolg van deze scheur is vaak een verminderde werking van de meniscus met verlies van zijn ontlastende en beschermende werking voor het kraakbeen.

Symptomen

Een degeneratieve meniscusscheur geeft bij veel patiënten geen symptomen. Indien er toch symptomen zijn, vertonen deze een minder typisch patroon dan de ‘traumatische meniscusscheur’ en lijken de symptomen eerder op de symptomen van artrose/slijtage van de knie. Er is meestal belasting gebonden pijn aan de binnen of buitenzijde van de knie en gaat gepaard met een stram/stijfheid van de knie. De scheur kan aanleiding geven tot zwelling van de knie. Af en toe zijn er in de eerste weken na het oplopen van deze scheur symptomen gelijkaardig aan deze van de traumatische meniscusscheur zoals een pijnlijk klikkend of blokkerend gevoel bij bepaalde bewegingen (draaibewegingen, hurken, …).

Onderzoeken

De diagnose van een degeneratieve meniscusscheur kan gesteld worden met behulp van een MRI scan van de knie. Het is belangrijk om te weten dat een MRI van de knie, bij 30% van de patiënten boven de 50 jaar, een degeneratieve meniscusscheur zal tonen zonder dat dit letsel de rechtstreekse oorzaak is van de klachten. Bij patiënten boven de 50 jaar met tekens van artrose op röntgenopnames loopt dit getal zelfs op tot 60%, bij deze patiënten is de behandeling gericht op de aanwezigheid van artrose en niet op deze van de degeneratieve meniscusscheur (cf. behandeling). 

Dit is de reden waarom de klassieke 4 staande röntgenopnames van de knie (face, condylair, profiel en axiaal) en opnames van het ganse been (full leg) belangrijk zijn om de graad van reeds bestaande artrose in te schatten, alvorens er overgegaan wordt tot het maken van een MRI scan. De MRI scan van de knie is dus voorbehouden voor de patiënten zonder duidelijke artrose op röntgenopnames of voor de patiënten met enkele zeer specifieke klachten (volledige blokkades,  atypische pijnklachten, overdreven vochtproductie, …)

Behandelingen

Er zijn verschillende mogelijkheden om de degeneratieve meniscusscheur al dan niet operatief te behandelen. De beste behandeling hangt af van heel wat factoren zoals leeftijd, type en duur van symptomen, as van het been (cf. as-afwijkingen), …

Niet operatieve behandeling

Zoals hierboven beschreven kan een MRI van de knie een degeneratieve meniscusscheur tonen zonder dat deze direct de oorzaak is van symptomen. Indien er reeds slijtage/artrose van de knie aanwezig is, is een directe behandeling van het meniscusletsel meestal niet aangewezen en focust de behandeling eerder op de artrose/slijtageklachten.

Het is belangrijk te weten dat de initiële symptomen van een recent opgelopen degeneratieve meniscusscheur in bijna de helft van de patiënten spontaan verdwijnen in een periode van 3 tot 6 maanden.

Om deze periode te overbruggen en pijnvrij te kunnen doorlopen zijn tijdelijke inname van pijnstilling en opstarten van kinesitherapie in vele gevallen doeltreffend, bijkomend kan een inspuiting met corticoïden vaak de eerste symptomen onderdrukken.

In het geval van persisterende klachten na niet operatieve behandeling zal in een aantal gevallen een operatieve behandeling noodzakelijk zijn.

Operatieve behandelingen

(voor meer informatie over deze operatieve behandelingen zie onderdeel  Operaties & Behandelingen)