Veranderingen in de oriëntatie van de kniegewrichtslijn (KJLO) kunnen leiden tot een overmatige schuine stand van de gewrichten. Dit proces is een gekend gevolg van hoge tibiale osteotomie (HTO), maar het exacte effect van een HTO-correctie op de KJLO waarde is slecht gekend. Het doel van deze studie was om radiografische parameters te identificeren die zouden kunnen helpen de grootte van KJLO-veranderingen na een HTO ingreep te verklaren.
In totaal werden van 117 HTO-patiënten de radiografische beelden preoperatief en drie maanden postoperatief onderzocht. Verscheidene radiografische parameters werden gemeten waaronder KJLO, mediale proximale tibiale hoek (MPTA), heup-kniehoek (HKA), mechanische laterale distale femorale hoek (mLDFA), laterale distale tibiale hoek (LDTA), congruentiehoek van de kniegewrichtslijn (KJLCA), enkelgewrichtslijn congruentiehoek (AJLCA) en enkelgewrichtslijnoriëntatie (AJLO). Vier nieuwe radiografische parameters werden geïntroduceerd om de knie- en voetpositie op röntgenfoto's te beschrijven: malleolaire afstand tot middellijn (MDTM), intermalleolaire afstand (IMD), condylaire afstand tot middellijn (CDTM) en intercondylaire afstand (ICD). Correlaties van deze parameters en veranderingen in KJLO werden beoordeeld.
Onze resultaten toonden sterke correlaties tussen KJLO-veranderingen en MDTM (r = 0.709), IMD (r = 0.691), CDTM (r = 0.711) en ICDM (r = 0.702), in tegenstelling tot zwakke correlaties tussen veranderingen in KJLO en MPTA (r = - 0,342).
Deze resultaten suggereren dat het niet de grootte van de HTO-correctie is maar wel wijzigingen in de positie van de voet en de knie zijn die een effect hebben op de finale KJLO waarde en dus de mogelijke schuine stand van het onderbeen.
Het artikel is in juni gepubliceerd in The Knee en kan bekeken worden met onderstaande link: Changes in knee joint line orientation after high tibial osteotomy are the result of adaptation of the lower limb to the new alignment