Nabehandeling na operatie voor carpaal tunnel syndroom
Een carpal tunnel syndroom is een aandoening waarbij de middenste zenuw (nervus medianus) geklemd zit in de pols. De nervus medianus loopt hier door een nauwe tunnel (de carpale tunnel) en in deze tunnel lopen ook de buigpezen van de duim en vingers.
U onderging een operatieve behandeling waarbij de band bovenaan de carpale tunnel werd doorgesneden om zo meer ruimte te creëren voor de zenuw en de buigpezen.
Wat te doen na de operatie?
De wonde blijft afgedekt gedurende de eerste 10-12 dagen, daarna kan u bij de huisarts de hechtingen laten verwijderen. In deze eerste 10-12 dagen dient het verband proper en droog te blijven, zodat de wonde goed kan genezen. De dag na de ingreep kan u al starten met littekenmassage doorheen het verband.
Als de wonde genezen is en de hechtingen verwijderd zijn, raden we u aan het litteken te masseren met een ontstekingsremmende zalf, om overgevoeligheid op het litteken te voorkomen.
Heffen en wringen dient u in de eerste 4 weken na de operatie te vermijden. Na 4 weken mag u alle activiteiten hervatten
Vanaf dag 1 dient u de vingers goed te bewegen, voornamelijk om stijfheid te voorkomen en om zwelling tegen te gaan. U kan hiervoor onderstaande oefeningen uitvoeren.
Wat mag ik verwachten na de operatie?
De eerste weken zult u merken dat u elke dag meer met uw hand kunt doen. Na 4 weken zijn zo goed als alle normale dagelijkse werkzaamheden weer mogelijk. Het is mogelijk dat u gedurende meerdere maanden een verminderde kracht in de hand ondervindt. Het litteken kan enkele maanden gevoelig blijven, littekenmassages met onstekingsremmende zalf kunnen dit verzachten.
Indien u koorts, toenemende zwelling, pijn of een lekkende wonde heeft, dient u steeds een arts raad te plegen.
Vragen
Bij vragen of problemen kunt u contact op nemen met de dienst orthopedie via het telefoonnummer 014 24 61 11
Oefeningen
Oefenen kan vanaf de eerste dag na de operatie 6 keer per dag en 10 herhalingen per oefening. Probeer de oefeningen zo goed mogelijk uit te voeren, zonder de pijngrens fel te overschrijden.
Oefening 1
Maak afwisselend een rechte hand, klauw, vuist, ‘dakje’, zoals aangegeven op de figuren. Hou elke positie 5 seconden aan.
Oefening 2
Start met een gebalde vuist en rek voorzichtig de vingers uit, met extra aandacht voor de duim.